Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD3116

Datum uitspraak2008-06-04
Datum gepubliceerd2008-06-04
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200705399/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 26 juni 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Drenthe (hierna: het college) een veranderingsvergunning, als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet milieubeheer, verleend aan de stichting Stichting Circuit van Drenthe ten behoeve van het TT-circuit gelegen aan De Haar te Assen. Dit besluit is op 4 juli 2007 ter inzage gelegd.


Uitspraak

200705399/1 Datum uitspraak: 4 juni 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: 1. de stichting Stichting Geluidhinder Baggelhuizen en omgeving, gevestigd te Assen, en anderen, 2. [appellanten sub 2], beiden wonend te [woonplaats], 3. [appellanten sub 3], wonend te [woonplaats], en het college van gedeputeerde staten van Drenthe, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 26 juni 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Drenthe (hierna: het college) een veranderingsvergunning, als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet milieubeheer, verleend aan de stichting Stichting Circuit van Drenthe ten behoeve van het TT-circuit gelegen aan De Haar te Assen. Dit besluit is op 4 juli 2007 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit hebben de stichting Stichting Geluidhinder Baggelhuizen en omgeving en anderen (hierna: Baggelhuizen e.a.) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 juli 2007, [appellanten sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 augustus 2007, en [appellanten sub 3] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 augustus 2007, beroep ingesteld. Het college heeft na zitting desgevraagd nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 maart 2008, waar Baggelhuizen e.a., vertegenwoordigd door mr. P.J.G.G. Sluyter, advocaat te Assen, en [appellanten sub 2], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. drs. B. Arentz, G. Eleveld, G. Gjaltema, D.W. Klein Bramel en A. Suichies, allen werkzaam bij de provincie, zijn verschenen. Voorts is Stichting Circuit van Drenthe, vertegenwoordigd door mr. M.J. Faro, advocaat te Amsterdam en P.J. Oosterbaan, mr. S. Pluim en ir. F.A.G.M. Schermer, als partij gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Het college heeft op 10 december 2002 vergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van het TT-Circuit te Assen. De inrichting ligt op het gezoneerde industrieterrein ‘Circuit van Drenthe’. Op het gezoneerde terrein zijn naast deze inrichting geen andere inrichtingen gevestigd. Het circuit wordt in hoofdzaak gebruikt voor wedstrijden en trainingen met motoren en auto’s. Voor deze activiteiten is een onderverdeling gemaakt in zes categorieën, waarbij de geluidsproductie het onderscheidende criterium is. De WK-wedstrijden (Grand Prix (historic) TT en WK Superbike) zijn in de vigerende vergunning geduid als type-1 activiteiten en vinden gedurende maximaal vier onderscheidenlijk drie dagen per jaar plaats. 2.2. De aanvraag heeft betrekking op de tijdelijke inpassing van het Champ Car-evenement, dat - naar onweersproken is gesteld - qua aard en omvang vergelijkbaar is met de Grand Prix TT, en het gedurende een periode van maximaal twee jaar houden van het WK Superbike in afgeslankte vorm. Op grond van de veranderingsvergunning mogen in 2007 en 2008 gedurende drie dagen per jaar Champ Car-races in plaats van het WK Superbike worden gehouden en wordt de opzet van het WK Superbike dusdanig gewijzigd dat het WK Superbike als een type-2 activiteit kan worden aangemerkt. Champ Car-races 2.3. Baggelhuizen e.a., [appellanten sub 2] en [appellanten sub 3] betogen dat het college ten onrechte gebruik heeft gemaakt van de ontheffingsregeling, als opgenomen in de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (hierna: de Handreiking). Volgens hen is die ontheffingsregeling niet van toepassing op de aangevraagde activiteiten. 2.3.1. Het college heeft in het besluit type-2 activiteiten als representatieve bedrijfssituatie aangemerkt en heeft type-1 activiteiten, met gebruikmaking van de 12-dagenregeling, als uitzonderlijke evenementen opgenomen in de vergunning. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft het college verwezen naar de uitspraken van de Afdeling van 30 mei 2000 in zaak nr. 1999011661/1, en 8 oktober 2003 in zaak nr. 200300452/2. In de uitspraak van 30 mei 2000 is in r.o. 2.9.3. overwogen dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de type-2 activiteiten als representatieve bedrijfssituatie moeten worden beschouwd. In de uitspraak van 8 oktober 2003 is in r.o. 2.9.3. overwogen dat de zogenoemde type-1 motoractiviteiten en de grootschalige publieksactiviteiten geen deel uitmaken van de inrichting en dat het college derhalve deze beide activiteiten heeft kunnen uitzonderen van de toets aan de gestelde zonegrenswaarde en de ten hoogste toelaatbare geluidwaarden voor woningen binnen die zone. 2.3.2. Ingevolge artikel 8.8, derde lid, aanhef en onder a, van de Wet milieubeheer neemt het bevoegd gezag bij de beslissing op de aanvraag in ieder geval in acht de voor de onderdelen van het milieu, waarvoor de inrichting gevolgen kan hebben, geldende grenswaarden, voor zover de verplichting tot het in acht nemen voortvloeit uit de artikelen 41, 46 tot en met 50, 53, 65 tot en met 68 of 72, tweede lid, van de Wet geluidhinder. Ingevolge artikel 8.10, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet milieubeheer wordt de vergunning in ieder geval geweigerd indien verlening daarvan niet in overeenstemming zou zijn met hetgeen overeenkomstig artikel 8.8, derde lid, door het bevoegd gezag in acht moet worden genomen. Ingevolge artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer worden als categorieën van inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, aangewezen de categorieën van inrichtingen die zijn genoemd in bijlage I, onder - onder meer - 19.2. Onder 19.2 van bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer is bepaald dat gedeputeerde staten het bevoegd gezag zijn ten aanzien van inrichtingen, behorende tot categorie 19.1, onder g, 2o, voor zover het betreft terreinen, geen openbare weg zijnde, die bestemd of ingericht zijn voor het in wedstrijdverband, ter voorbereiding van wedstrijden of voor recreatieve doeleinden rijden met gemotoriseerde voertuigen, en die daartoe acht uren per week of meer opengesteld zijn. 2.3.3. De inrichting valt onder categorie 19.2 van bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, omdat zij in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder. Rondom het terrein waarop de inrichting is gelegen, bevindt zich van rechtswege een zone als bedoeld in artikel 59 van de Wet geluidhinder, waarbuiten de geluidbelasting vanwege het terrein de waarde van 50 dB(A) niet mag overschrijden. Bij besluit van 29 juni 1999 heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer op grond van artikel 72, tweede lid, van de Wet geluidhinder naar aanleiding van het opgestelde saneringsprogramma vastgesteld dat voor de gevels van 707 woningen binnen de geluidzone een waarde van 55 dB(A) geldt als de ten hoogste toelaatbare waarde van de geluidbelasting vanwege het racecircuit. In het door het college bij besluit van 27 januari 1998 vastgestelde saneringsprogramma en het zojuist vermelde besluit van 29 juni 1999 zijn de WK-wedstrijden voor de Grand Prix (historic) TT en Superbike getypeerd als akoestische uitzonderlijke motorsportevenementen (type-1 evenementen) en voor maximaal zeven dagen per jaar uitgezonderd van de representatieve bedrijfssituatie. De Champ Car-races zijn in deze besluiten niet vermeld. Uit voorschrift 5.1 gelezen in samenhang met paragraaf 3.3. van de oprichtingsvergunning van 10 december 2002 volgt dat de gestelde grenswaarden voor het equivalente geluidniveau gedurende zeven dagen per jaar in de dagperiode niet van toepassing zijn op de beide zojuist bedoelde evenementen. 2.3.4. Het college heeft in het kader van de daarbij vereiste belangenafweging onder meer betrokken dat het aantal dagen van zeven per jaar dat een type-1 activiteit kan plaatsvinden, door middel van deze veranderingsvergunning niet wordt uitgebreid ten opzichte van de vigerende vergunning. De Champ Car-races die in de ter toetsing voorliggende vergunning voor drie dagen zijn vergund en waarvoor de inrichting meer dan acht uur zal zijn opengesteld, voldoen op zichzelf aan de omschrijving van inrichting in categorie 19.2 van bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer die krachtens artikel 2.4 van deze regeling is aangewezen als inrichting die in belangrijke mate geluidhinder veroorzaakt als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder en ten aanzien waarvan het college gedeputeerde staten het bevoegd gezag is. Reeds voor de uitvoering van alleen deze activiteiten zou de verplichting gelden een zone vast te stellen en de verplichting de door deze activiteiten veroorzaakte geluidbelasting aan die zone te toetsen. Door deze activiteiten niet aan de zonegrenswaarde en de ten hoogst toelaatbare waarden van de geluidbelasting vanwege het racecircuit te toetsen wordt, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraken van 4 oktober 2006 in zaak nr. 200509908/1 en 21 februari 2007 in zaak nr. 200600350/1), het wettelijk systeem doorkruist. Het college stelt dat bij de veranderingsvergunning niet voor méér dagen type-1 activiteiten als niet behorend tot de representatieve bedrijfsvoering worden aangemerkt. Maar dit is, nu voor de geluidzone alleen de WK-wedstrijden Grand Prix (historic) TT en Superbike zijn uitgezonderd van de representatieve bedrijfssituatie, onvoldoende grond om de Champ Car-races niet aan de zonegrenswaarde te toetsen. Gezien het vorenstaande is het bestreden besluit, voor zover het ziet op het in 2007 en 2008 gedurende drie dagen per jaar houden van Champ Car-races binnen de inrichting, in strijd met artikel 8.8, derde lid, aanhef en onder a, van de Wet milieubeheer. Conclusies 2.4. Aangezien de aanvraag voor de tijdelijke inpassing van de Champ Car-races en het gedurende een periode van maximaal twee jaar houden van het WK Superbike in afgeslankte vorm op met elkaar samenhangende activiteiten betrekking heeft, zijn de beroepen gegrond en dient het besluit in zijn geheel te worden vernietigd. 2.4.1. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak te voorzien door deze veranderingsvergunning te weigeren. Daartoe overweegt de Afdeling het volgende. Volgens de stukken leidt het houden van de Champ Car-races tot overschrijding van de in acht te nemen zonegrenswaarden en de vastgestelde ten hoogst toelaatbare waarden van de geluidbelasting. Artikel 8.10, tweede lid, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 8.8, derde lid, aanhef en onder a, van de Wet milieubeheer verplicht om in een dergelijke situatie de vergunning te weigeren en biedt dan ook geen ruimte voor de door het college voorgestane belangenafweging waarbij het college slechts het aantal dagen waarop ingevolge de vigerende vergunning het houden van type-1 activiteiten is toegestaan maatgevend heeft geacht. 2.5. Het college dient ten aanzien van Baggelhuizen e.a. op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Van proceskosten van [appellanten sub 2] of van [appellanten sub 3] die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart de beroepen gegrond; II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van 26 juni 2007, kenmerk 506/2007003274; III. weigert de gevraagde vergunning; IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit; V. veroordeelt het college tot vergoeding van bij de stichting Stichting Geluidhinder Baggelhuizen en omgeving en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door provincie Drenthe aan de stichting Stichting Geluidhinder Baggelhuizen en omgeving en anderen onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; VI. gelast dat provincie Drenthe aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) voor de stichting Stichting Geluidhinder Baggelhuizen en omgeving en anderen, € 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro) voor [appellanten sub 2] en € 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro) voor [appellanten sub 3] vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. W.D.M. van Diepenbeek en mr. M.W.L. Simons-Vinckx, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van Staat. w.g. Van Kreveld w.g. Melse voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2008 191-489.